De Maine Coon kat is een natuurlijk kattenras uit Noord-Amerika. Men vermoedt dat hij oorspronkelijk afkomstig is uit Maine, één van de staten die samen New England vormen. Dit verklaart het eerste deel van de naam. Het tweede deel verwijst naar het populaire verhaal dat hij een product zou zijn uit de kruising van halfwilde huiskatten en wasbeertjes (raccoons). Hoewel een tabby Maine Coon met zijn gestreepte volle staart wel iets weg heeft van een wasbeer, is gebleken dat dit bioogisch niet mogelijk is. Algemeen wordt aangenomen dat de Maine Coon zijn ontstaan heeft te danken aan de import van halflanghaarkatten, meegenomen door zeelieden, die zich vermengd hebben met de aldaar wonende katten. Hierna deed natuurlijke selectie de rest, waarbij de kat zich aanpaste aan het ruwe klimaat van Maine. De Maine Coon wordt in Amerika als volgt omschreven: een echte werkkat, gespierd, robuust en gemiddeld tot groot van afmeting, op zijn hoede, maar geïnteresseerd in zijn omgeving. Hij werd door natuurlijke evolutie gevormd om in staat te zijn te overleven in een ruw klimaat, min of meer onafhankelijk van menselijke hulp. In New England, zijn land van oorsprong, werd van hem verwacht dat hij in zijn onderhoud kon voorzien d.m.v. zijn dagelijkse portie melk, vers van de koe, plus zijn talenten als muizenjager. Tevens werd van hem verwacht in harmonie met andere dieren en de mens te leven; vandaar zijn beminnelijke karakter. Hoewel hij in wezen vriendelijk is, is hij toch ietwat gereserveerd en aanvankelijk wat verlegen voor vreemde mensen en situaties, een karaktertrek die bijgedragen heeft aan zijn vaardigheid om te overleven in het strenge plattelandsleven. Het is dan ook geen wonder dat deze katten bij de mensen in New England zeer geliefd waren en gekoesterd werden. Bij het opstellen van de standaard stond de samenstellers niet een ver fokkersideaal voor ogen maar zij wilden het ras zo houden als het in de natuur ontstaan was. |